Sint rijdt stilletjes aan heel wat huisjes voorbij
AlgemeenSinterklaas is in het land en dat betekent dat in veel gezinnen weer veel geld wordt uitgegeven aan cadeaus, strooigoed en letters van banket. Maar in steeds minder gezinnen is er genoeg geld om, letterlijk, uit te pakken. De energiecrisis hakt erin, vooral bij de laagste inkomenscategorieën. En zij zitten al bij voorbaat in de hoek waar de klappen vallen, leren gegevens van het Centraal Planbureau (CPB).
Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is de sociaal-economische situatie en het inkomen van mensen in krimpregio’s relatief ongunstig, vooral in het noorden van het land. In krimpregio’s is nu eenmaal minder werk en het werk dat er is wordt, aldus het CBS, vaak minder goed betaald. Het is veelal sappelen. Een groter deel van de mensen leeft van een uitkering, zoals arbeidsongeschiktheidsuitkeringen of bijstand. Kansrijke jongeren en hoogopgeleiden trekken weg uit krimpgebieden en gaan naar de steden, waar de perspectieven voor opleiding en werk beter zijn.
Grote verschillen
In het westen en midden van het land wonen meer mensen met een hoog inkomen dan aan de randen van het land. Maar ook in de steden zijn grote verschillen. In veel steden wonen mensen die het niet zo breed hebben, waaronder relatief veel mensen met een niet-westerse migratieachtergrond. Daar staat tegenover dat steden ook aantrekkelijk zijn voor huishoudens met een hoog inkomen: het aandeel van deze huishoudens is ongeveer gelijk aan het landelijk gemiddelde.
Inkomensverdeling
In de ranglijst van het gemiddelde inkomen per inwoner per gemeente in Nederland staat volgens allecijfers.nl Wassenaar al jarenlang bovenaan. In 2020 (het laatst bekende getal) was het gemiddelde inkomen hier € 44.600 per inwoner. Urk bekleedt de 345ste en laatste positie in de reeks met een gemiddeld inkomen per inwoner dat meer dan de helft lager is dan dat in Wassenaar: € 20.400. Uitgeest staat op plek 59 met een gemiddeld inkomen per inwoner van € 30.100.
Inkomensverdeling
Het Centraal Planbureau (CPB) heeft eerder dit jaar op een rij gezet hoe het zit met de inkomensverdeling en herverdeling en komt tot de ongetwijfeld voor menigeen schrikbarende conclusie dat het belastingregime hogere inkomens in de kaart speelt. ‘Hogere inkomens dragen geen groter deel van hun inkomen af aan belastingen dan lagere inkomens’, luidt een van de slotsommen.
Progressief karakter
‘De Nederlandse inkomstenbelasting heeft dan wel een progressief karakter (vanwege de opbouw van de tarieven en de heffingskortingen), maar dat is niet het geval voor de premies aan de sociale zekerheid en de indirecte belastingen. De hoogte van de socialezekerheidspremies is namelijk gemaximeerd. Verder consumeren huishoudens met hoge inkomens een kleiner deel van hun inkomen dan huishoudens met lagere inkomens, waardoor zij relatief hogere indirecte belastingen (zoals btw) betalen ten opzichte van hun inkomen.’
Overheidsuitgaven
Belasting zorgt dus niet voor herverdeling, maar dit gebeurt via de overheidsuitgaven. Lagere inkomens profiteren immers meer van collectieve uitgaven dan hogere inkomens. ‘Het gaat hierbij vaak om directe inkomensondersteuning en andere uitkeringen, zoals toeslagen en bijstand, voor de huishoudens met lage inkomens’, aldus het CPB.
Rijkste 1 procent ontvangt 10 procent van het inkomen in ons land
Uit de gegevens van het Centraal Planbureau (CPB) blijkt dat de inkomensverhoudingen in Nederland volstrekt scheef zijn gegroeid. De onderste 50 procent ontvangt een vijfde van het nationale inkomen. De bovenste 30 procent ontvangt bijna twee derde van het inkomen in Nederland en de bovenste 10 procent bijna een derde. Binnen deze bovenste 10 procent is de top 1 procent dan weer dominant. De rijkste 1 procent huishoudens ontvangt bijna 10 procent van al het inkomen.
De reden is dat bij deze 1 procent niet, zoals bij de meeste huishoudens, arbeidsinkomen of pensioeninkomen de belangrijkste inkomensbronnen zijn, maar een groot gedeelte van het inkomen in deze groep bestaat uit kapitaalinkomen en ingehouden winsten bij vennootschappen.
Uit gegevens van het CBS blijkt dat met name in gemeenten waar het gemiddeld inkomen hoog is (zoals Wassenaar, Laren en Blaricum) de inkomensongelijkheid veel groter is dan in andere gemeenten. In deze gemeenten zie je de armoede niet zo snel, maar die is er wel degelijk. Ook steden waar veel studenten wonen hebben te maken met meer dan gemiddelde verschillen, hetgeen wordt verklaard door de aanwezigheid van studenten. Daarentegen zijn de verschillen in gemeenten waar veel ouderen wonen relatief klein. Voorbeelden zijn gemeenten in Zuid-Limburg zoals Brunssum, Landgraaf en Kerkrade, maar ook in het noorden van het land, zoals Pekela en Stadskanaal.
Bron: ANP